Tubes zijn op oorlogsspanning. Renners staan ‘scherp’. En Orléans nadert. De derny’s worden gestart. Bordeaux-Parijs, editie 1951, gaat nu echt beginnen. Bijna zeshonderd kilometer, waarvan de laatste vierhonderd jakkeren achter een derny. Zestien lange uren koersen over de Via Dolorosa. Uren praten met God. De hardste koers ooit. Alleen bestemd voor gerijpte kerels met een morbide verlangen naar de hel. Een koers met alleen maar verliezers. Op de winnaar na dan. Met een infernale finale in de heuvels van de Chevreuse. Waarin renners, survivors eigenlijk, uitgeput achter het spatbordje van de derny hangen. De heuvels, dé plek waar soigneurs vanuit auto’s de ene na de andere injectiespuit in rennerskonten steken. Dwars door de broek heen.
Begin jaren vijftig. Hoogtijdagen van de amfetamines. De oorlogsvoorraden kwamen op de zwarte markt. De jongens van de RAF en de Airforces, altijd gedrogeerd boven vijandelijk gebied, hadden daar fijne ervaringen mee. Om over de mof aan het oostfront maar te zwijgen. Die vocht, tjokvol perfetine, tegen de Rus. Maar we zijn niet op een oorlogssite. Dit gaat over Bordeaux-Parijs. Ook een soort van oorlog. Maar dan uitgevochten door vijfentwintig opportunistische kerels, waaronder één ventje. Roland Chartier twintig jaar jong, een talent. Had het suïcidale plan opgevat om te starten in een koers waarbij lijven en carrières letterlijk werden gebroken. Een jochie nog. Net over gekomen van de amateurs. Nog onvolgroeid. En dan in de Bordeaux-Parijs. Kanonnevoer! Daar wisten zijn collega’s wel raad mee. De Vlaamse sportpers sprak schande. Ploegleiders zaten daar niet mee.
Bordeaux-Parijs, met Wim van Est als dé grote favoriet. De man waar iedere beetje gokker zijn laatste frank op had gezet. Daarvoor hoefde je geen kenner te zijn. Laat staan dat je in een lading koffieprut moest kijken. Een jaar daarvoor had Van Est in Bordeaux-Parijs behoorlijk huisgehouden. En gewonnen. Van Est had dan ook een reputatie op te houden. Al was het alleen maar voor die stakkers die hun laatste geld op hem hadden ingezet. En die konden uiteindelijk fluiten naar hun franken. Met dank aan Lomme Driessens. De laatste moest zó nodig de aardappels afgieten. Maar daarover straks meer.
Bordeaux-Parijs dus, mét renners bij wie het verstand op nul staat. Die blij zijn dat er nog leven in het lijf zit. Het denkwerk wordt maar overgelaten aan ploegleiders en gangmakers. In de wirwar van volgauto’s, derny’s, motoren kan een renner niet alles behapstukken. Daarvan maakte Bernard Gauthier, of beter gezegd, diens gangmaker sluw gebruik en piepte er ongezien tussen uit. Wim van Est noch diens gangmaker waren dat ontgaan. En Lomme Driessen, de ploegleider van Van Est?
Laat die nou juist op het moment suprême in een tarweakker zijn zwager een hand geven. Gods water over Gods akkers. Wat na afloop de nodige godslastering gaf.
Bordeaux-Parijs, de koers die alleen maar verliezers kent. In de zalige onwetendheid dat Gauthier al vier minuten eerder in het Parc des Princes was gearriveerd, dacht Van Est gewonnen te hebben. Met de laatste is het trouwens nog goed gekomen. De Beul van ít Heike sloeg een jaar later genadeloos toe. Om in 1961 het onmogelijke te flikken, want won op bijna veertigjarige leeftijd nog één keer de monsterklassieker.
Foto 1: Bordeaux-Parijs met op kop Roland Chartier. Foto 2: Wim van Est. Foto 3: Winnaar Gauthier tussen zijn gangmakers.
Bron: Sport Club, jaargang 1951, Sportief, jaargang 1951.
Geef een reactie