Amsterdam 1915: stayerskoers op de Zeeburgbaan. Aan de start de jonge Jan van Gendt, een lokale favoriet. Tegenstander een ouwe kerel. Een Iezegrim met een strakke, verzuurde, chagrijnige kop, die pijn kreeg als hij moest lachen. Geef hem ongelijk. Niemand kende zoveel tegenslag in zijn leven als Fritz Ryser. Het begrip ‘schlemiel’ kleefde aan zijn kont. Alles wat het leven tot een hel kan maken was hem overkomen. De ouwe Fritz Ryser, Zwitser van geboorte, en de vier kruisjes ruim gepasseerd, had als stayer al láng met pensioen moeten zijn. In plaats van je leven te wagen achter zo’n pokkemotor had hij met een grote pot bier in een kroeg moeten staan, en kletsen over ‘vroeger’. Pijnlijk!
Voor Ryser was het verleden namelijk één groot trauma. Fritz dacht daar maar liever niet aan. Was al erg genoeg dat hij door moest gaan voor het geld. De leut in het stayeren, áls hij dat al had, was allang verdwenen. De laatste keer dat er een lach op zijn gezicht stond was zeven jaar eerder. Fritz Ryser werd toen onverwacht wereldkampioen. Een vent op wie de pechfee de pik had, kan rekenen op sympathie. Met zijn mondiale titel kreeg de Zwitser een storm van gejuich in stadion en pers. Dat was in augustus 1908. Een lucratieve zegetocht langs de Duitse en Europese wielerbanen stond op punt van beginnen.
Twee weken na zijn sensationele winst begon het gesodemieter. Tijdens de Grote Prijs van Düsseldorf plofte de voorband van zijn gangmaakmotor. Fritz, met negentig in het uur, zeilde millimeters langs de vallende motor. De wereldkampioen kon het ieder geval nog navertellen. Gangmaker, Jozeph Schwartzer niet. Verwerk dat maar even.
De ouwe taaie Fritz, in 1900 nog letterlijk meegestreden in de beruchte Newyorkse zesdaagsen, zette het verstand op nul en vond in Emile Borchhardt een nieuwe trekker. Emile op de motor, Fritz daarachter, gouden combinatie. Wonnen in het jaar daarop twaalf grote koersen waarbij Ryser meer dan veertigduizend goudmark in zijn zak stak.
En dan is het 18 juli 1909, grote stayerskoers op de uitverkochte wielerbaan van Spandau. Wereldkampioen Ryser aan de start. Een uur later verkeerde de Zwitser in een zware shock. Na een ongeluk vloog Fritz’ gangmaakmotor als een projectiel in het publiek en ontplofte. Negen toeschouwers kwamen nooit meer thuis, twintig andere waren de rest van hun leven verminkt. Voor de ouwe stayer, aan het inferno ontsnapt, was dat het laatste zetje.
Fritz, de laatste vier jaar meer dan honderddertigduizend goudmark verdiend, zette het stayeren op een laag pitje en stak zijn marken in een taxibedrijf. Dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog failliet ging. Ryser ging weer fanatiek in training. Een treurig gezicht om de veteraan weer als stayer actief te zien. Hoogstwaarschijnlijk vrat dat aan de voormalige champ. In 1916 werd hij, getroffen door een hartstilstand, in zijn Berlijnse appartement dood gevonden. Fritz Ryser, de man van de eeuwige pech, werd drieënveertig jaar.
Foto 1: De Amsterdamse wielerbaan, links Jan van Gendt, rechts Fritz Ryser. Foto 2: Wereldkampioen Ryser achter Joseph Schwartzer.
Bron: Radwelt jaargang 1902 t/m 1916, Revue der Sporten jaargang 1915, 1916.
Geef een reactie