
Vergeet de kneuterige Nederlandse verhoudingen en heb vooral geen last van pleinvrees. Pas als je dat overboord gegooid heb ben je klaar voor het ruige West-Texas met zijn onheilspellende leegte. ‘Zwerven’ tussen Dallas, El Paso en langs de Rio Grande dat is het ultieme Lukey Luke gevoel ondergaan want rijden door verlaten vlaktes, woestijnen, en prairies. En verdomd, in dat desolate niemandsland is er ook nog zoiets als cultuur.
Zaterdagmorgen in Stockyard. Door de Cattleroad, de hoofdstraat van Stockyard, sjokt een kleine kudde longhorns-koeien. Begeleid door cowboys met knallende zwepen sjokken ze hun dagelijkse route. Een door de lokale VVV strak geregisseerde optocht om de massaal toegestroomde toeristen een indruk te geven hoe het eens was.
Stockyard, vijftig kilometer ten westen van Dallas was, vanaf 1866, hét verzamelpunt van al het vee ten oosten van de Rio Grande. Jaarlijks werden honderdduizenden koeien hier bijeen gedreven en met treinen afgevoerd naar de slachthuizen aan de oostkust. Maar dat is al decennia geschiedenis.
Inmiddels is Stockyard uitgeroepen tot beschermd stadsgezicht. Met zijn historische treinstation, saloons, steakhousen, zadelmakerijen, én bootsshops heeft het nog een beetje de sfeer van het Wilde Westen behouden. En zo sullig het er s’morgens aan toegaat zo wild is de avond. Maar daarvoor moet je wel in het Coliseum zijn of in één van de vele saloons of honkytonktenten. Ik kies voor het Coliseum, Home of the Rodeo, en gebouwd in 1908.
Voor het overdekte stadion, staat een lange rij cowboys te wachten, om zich in te schrijven voor het nationale kampioenschap Wild Horse Riding!
Als de deelnemers, piepjonge boerenzoons mét imposante Stetsonhoeden, voorzien zijn van een rugnummer, klossen ze op hun laarzen, uiterst relaxed, richting stadion.
Koeienstront en paardenpis
In het Coliseum ruikt het heel ‘ bah’! De adem wordt afgesneden door een penetrante geur van koeienstront en paardenpis! Het is druk, want zaterdagavond en de tribunes zijn afgeladen! Temidden van complete gezinnen wordt een plaats gezocht.
Dat Amerikanen denken in termen van ‘large’, big en great werd maar weer even bevestigd. Werkelijk iedereen heeft zich voorzien van een emmer popcorn en een liter coke.
De show gaat beginnen. Maar eerst krijg ik een lesje in nationalisme: nadat twee amazones, met wapperende Star and Stripes door de zandbak razen wordt het volkslied gezongen. Een lokale zangeres, westernhoedje én laarzen, begint de nationale hymne te galmen. Als één man staat het volk op! Voor de gemiddelde Amsterdamse anarchist die het zogenaamde Amerikaanse patriottisme haat, is het ongezond om tóch te blijven zitten. Per slot van rekening zit je midden in red-neckcountry, waar, nog niet zo heel lang geleden, zomaar, mensen opgehangen, dan wel neergeschoten werden.
Als de beproeving doorstaan is gaat het spektakel van start.
Al geruime tijd klinkt, vanuit een box vlak naast de arena, een onheilspellend gebonk. Vastgeklemd door vier hekken staat een wilde bronco te schuimbekken. Op zijn rug neemt een jochie van hooguit zeventien jaar plaats. En dan gebeuren er meerdere dingen tegelijk! Het hek wordt weg getrokken, en het is dan net of er een vulkaan ontploft.
Paard met ruiter springt, bokt en rent de zandbak in. Texanenblijken een opmerkelijk gevoel voor humor te hebben! Hoe wilder een cowboy er van gegooid werd hoe harder er gelachen en gejoeld wordt! Hoogtepunt was die ene cowboy die met zijn laars in de stijgbeugel, van een op hol geslagen paard, bleef hangen. De wereld van Anky van Grunsven was op dat moment héél ver weg!
Aan de kids was ook gedacht! In de pauze mocht het aanwezige grut plaats nemen in de piste! Zo’n vijftig kinderen, helemaal in ‘ buks’ want westerncorrect gekleed, plaatsen zich midden in de arena, op één lijn. Achter hen gaat een hek open! Een kalfje van hooguit enkele weken oud, drentelt de zandbak in. De cowboys in spé zetten een woeste ren in, richting diertje. Het beestje spurt voor zijn leven. Je hoeft geen ‘ dierenpsych’ te zijn om te wetendat het beest voor de rest van zijn leven getraumatiseerd is.Indachtig de kreet ‘Go West Youngman’ wordt, nahet paarden- en koeien spektakel, highway 180 opgezocht en die gaat dwars door de woestijnen en prairies van West-Texas, waar het stoffig, stil, heet en totáál verlaten is.
Het verkeer is net zo druk als het aantal luizen op een kaal hoofd! Maar het uitzicht maakt alles goed want die is‘spacy’: zover het oog reikt alleen maagdelijk woestijn. Soms zie ik een stoffig wolkje door dedessert. De Border-Patrol is druk op zoek naar illegalen Mexicanen. De Mexicaanse grens, maar ook de Rio-Grande River, is nooit ver weg.
De highway zoekt golvend zijn weg. Luchtspiegelingen spelen een spel. Een enkele keer is het net of op het zachte asfalt iemand een verenkussen heeft leeg geklopt. Wat natuurlijk niet zo is. Tientallen gieren doen zich dan te goed aan een kadaver. Het is één groot dejavu! Alsof je een stripboek van Lukey Luke binnen rijdt.
De 180 voert urenlang door een uitgestrekte, desolate, leegte waar ‘ja-knikkers’, pompend naar olie, heftig op en neer gaan. En in dat maanlandschap bevindt zich Midland, vernoemd naar de middelste stop langs de Texas and Pacific Railroad tussen Forth Worth en El Paso.
Andrew Sisters
Midland, hometown of George Bush, is een stoffig, naargeestig ‘gat’ ergens in het noordwesten van Texas waar net zo veel te beleven valt als op een zondagmiddag in Staphorst. Maar het lokale vliegveld, maakt weer alles goed. Want daar bevind zich het American Airpower Heritage, een luchtvaartmuseum met veel ‘stuf’ uit de Tweede Wereldoorlog.
De entree van het museum, waar ik voor zes dollar naar binnen mag, is meteen goed. Uit verborgen speakers klinken de stemmen van the Andrew Sisters: de Sweethearts of the Forces. Terwijl de zusjes het, inmiddels stokoude, maarnog steeds lekker klinkende, ‘Rum & Coca Cola’ ten gehore brengen, swing ik naar hangar 1, doel van mijn bezoek.
In Amerikaanse luchtvaartmusea word je vaak lastig gevallen door veteranen, ouwe mannengetooid met rare petjes, die je een rondleiding willen geven. Niet in Midland! Daar heb ik de hele hangar voor mijzelf. Dwalen door die tochtige, naar verse olie ruikende hangar is terecht komen in een documentaire over de luchtoorlog boven Europa.
Vliegende Forten, Mustangs, Spitfires en andere vliegmachines uit de laatste wereldoorlog: het IJsselmeer ligt er vol mee! Maar in hangar 1 staan de oude ‘krijgers’ nog stoer op hun landinggestellen. Je kunt ze voelen, ruiken, bekijken en via de open bomluiken het binnenste verkennen. Staand onder Fifi, een Vliegend Fort, gaf een aparte dimensie. Hoogstwaarschijnlijk hebben vele oudere Amsterdammers Fifi ook gezien. Maar dan meer dan zesenzestig jaar geleden en hoog vliegend boven de stad op weg naar Duitsland.
Swordfish
Het museum heeft een kleine maar uitgekiende collectie toestellen waaronder een Mitchel B-25 bommenwerper, zo één waar de legendarische Jimmy Doolittle, in 1942, zijn beroemde, en op dat moment, onmogelijk geachte raid op Tokio uitvoerde.
Tussen het bommenwerpergeweld ook een Britse Swordfish: een stoere naam voor een lullig ogend linnen tweedekkertje. Ongetwijfeld dacht debemanning van deBismarck daar héél anders over. Want het was uiteindelijk een torpedo van een Swordfish die het Duitse slagschip tot zinken bracht.

Het American Airpower Museum heeft niet alleen maar ‘vliegend tuig’ uit de laatste wereldoorlog maar ook een héél bijzondere ‘kunstgalerie’, en daar hangt, in diffuus licht, onder meer het werk van ene Gordon Snyder.
Gordon Snyder was niet alleen boordschutter van de ‘Sloppy but Safe’, een B-17 bommenwerper, maar ook een verdienstelijk kunstschilder. Eind 1942 schilderde Gordon, op de neus van zijn ‘Vliegend Fort’, een metersgrote pin-up girl. Gordon én zijn‘Sloppy’namen daarmee hun plaatsje in de geschiedenis in.
Samen met vierendertig andere ‘neusschilderingen’, van gevechtstoestellen uit de Tweede Wereldoorlog, hangt Gordon’s creatieve uitbarsting in de Nose Art Gallery van het American Airpower Heritage Museum.
Het zijn afbeeldingen, – nog op het originele aluminium want van de sloop gered – van een ontroerende eenvoud, gemaakt door piepjonge bemanningen, barstensvol testosteron, die geobsedeerd waren door schaars geklede meiden.
En hoe het met Gordon Snyder is afgelopen? Dat weet ik niet. Maar wél dat de ‘Sloppy but Safe’ zijn naam alle eer aan deed. Aan het aantal geschilderde ‘bommetjes’ te zien, bleek dat de ‘Slordig maar Veilig’, meer dan negentig geslaagde aanvallen op Nazi-Duitsland had gedaan en telkens weer veilig op zijn thuisbasis in Engeland landde.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...