Woeste, ademstollende natuur. Totále leegte. De Lofoten, Noorwegen. Het land van Wodan, Donar en Thor. Waar achter ieder rotsblok Eric de Noorman, Leif de Rode, Svein Langtand en meer van die Vikingjongens zomaar kunnen opduiken. De Lofoten, ook hét ultieme decor voor een helse hardloopwedstrijd over honderdzesenzestig kilometer. Bestemd voor de gedrevenen. De desolaten. De avonturiers. Mannen en vrouwen met een merkwaardige roeping. Atleten die, in het zweet des aanschijns van de anonimiteit, de fysieke grenzen inspecteren. Eenentwintig liefhebbers meldden zich begin juni op het eiland Moskenesøya.
De ultraloop van de Lofoten kon een aanvang nemen. Ruim honderdzestig kilometer rennen, klauteren en strompelen. Over bergen, door sneeuwvelden, langs huiveringwekkende verlaten stranden. Dwars door moerassen. Begeleidt door hagel- regen- én sneeuwbuien.
De ultraloop van de Lofoten, waar precies middernacht ene Oddvar Berntsen het startschot gaf. Dat Oddvar deze klus moest opknappen was niet zó moeilijk. Oddvar, ruim tachtig jaar, is de enige bewoner van het eiland. Dat zal Ronnie Duinkerken, 43 jaar, op dat moment een rotzorg zijn. Duinkerken, een gewezen marathonloper, heeft andere zorgen. De man kan de komende uren totaal zesduizend meter hoogteverschil slechten. Als opwarmertje de eerste twee zware beklimmingen direct na de start.
Duinkerken, afkomstig uit Rotterdam, gaat niet voor het klassement, maar om te finishen. Hoe dan ook. Om dat vooral niet te vergeten had de medewerker van een farmaceutisch bedrijf deze opdracht op zijn arm geschreven. Urenlang rennen, dan gebeuren er vreemde dingen in de hersenen. Daar over straks meer. Eerst vertellen dat Duinkerken na meer dan zestig kilometer, in de regen, hagel en storm, het ongelooflijk koud kreeg. Langs steile kliffen, over besneeuwde bergtoppen rent hij toch gestaag door. De handen gevoelloos van de kou. Ondanks het afzien geniet de man, van de sprookjesachtige omgeving. Geplaveide wegen, laat staan een uitgezet parkoers zijn taboe. Duinkerken moet, via een kaart én een GPS, zelf zijn route bepalen.
Honderdveertig kilometer én drieëndertig uur verder. Dwars door een sneeuwveld martelt Duinkerken verder. De benen staan in de hens. Rennen gaat niet meer. Hij moet nog een berg op. Hij is bang voor de kou. Zijn lijf schreeuwt om te stoppen. De geest is sterker. Cola, chips én bananen, ingeslagen bij een verzorgingspost, doen wonderen. Hier kan geen sportdrank tegen op.
Na zesendertig uur gaat zijn geest met hem aan de haal. Duinkerken ziet fleurige parasols, boomkikkers én brontosaurussen. Met een lichte paniek en om de geest te verzetten, haalt hij zijn landkaart te te voorschijn. Twee uur in de nacht als Duinkerken achter een berg de zon ziet opkomen. Midzomernacht is niet ver weg. Voor de Rotterdammer een magisch én symbolisch moment. De finish komt in zicht. Nog één berg te gaan.
Na negenendertig loodzware uren komt de finishplaats in Svolvær in zicht. Het is drie uur in de nacht. Als achtste, op dertien uur achter winnaar Hallvard Schjollberg, komt Ronnie Duinkerken over de eindstreep. Op een groepje Noren na, is er niemand daar getuigen van. Niemand? Wél Janna, zijn vriendin, die hem liefdevol opvangt. Duinkerken heeft de helletocht overleeft. Hij wil nog maar één ding: slapen.
Foto 4: Voor de start, links Ronnie Duinkerken met Oddvar Berntsen, de eenzaamste man van het hoge noorden.
Met dank voor de tip aan mijn vroegere collega Eric Fokke die al acht jaar op de Lofoten woont. Foto’s: Eric Fokke/Lofotenbilder.no