Guillermo Timoner werd tijdens de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zes keer wereldkampioen stayeren. Wie hem ooit in het Olympisch Stadion in actie zagen zijn nu nóg onder de indruk. Niets beklijft beter en fijner dan jeugdsentiment. Ook op de sociale media waar een discussie gaande is met de strekking dat Guillermo de beste stayer ooit was. De Spaanse rolrijder, inderdaad een wereldtopper, maar of hij de állerbeste was…? Stuyfssportverhalen denkt daar iets anders over. Aan de hand van de jaargangen Radwelt 1902 tot en met 1928, pagina’s vol uitslagen, statistieken en staatjes, en andere jaargangen, kwam Stuyfssportverhalen tot een rijtje met de vijf aller grootste kampioenen in de stayersgeschiedenis. In deze ranking staat Timoner op de vijfde plek. Helaas voor de Timoner-adepten, maar de beste rolrijders, dé kampioenen waren actief tussen 1902 en de Tweede Wereldoorlog. Ga maar even na.
Europa kenden toen over de honderd wielerbanen. Met een overvol stayersprogramma waarbij de geldkraan wagenwijd open stond. Renners reden daarom iedere koers alsof de dood op de hielen zat, want een paar mindere uitslagen en de contracten bleven uit. De concurrentie stond te dringen om ook een greep uit de ruif te doen. Jaarlijks knokten daar zo’n zestig topstayers voor: kerels, stuk voor stuk potententiële kampioenen. Even ter vergelijking: Timoner hoefde jaarlijks maar met zes concurrenten rekening te houden. Om tussen 1900 en 1940 daar de beste van te zijn, meerdere keren wereldkampioen te worden, was voor weinigen weggelegd. Toch flikten vier coureurs dat kunstje. Zoals George Parent.
George, Fransman, melancholieke, trouwe hondenblik, werd in 1909 en de twee daarop volgende jaren de beste van de wereld. George Parent, dramatisch jong gestorven, staat daarom op de derde plaats. Met achter zich de Amerikaan Bobby Walthour, die twee keer de wereldtitel meenam naar the States.
Victor Linart., Belg, vijfentwintig jaar actief, vier keer wereldkampioen, won tussen 1909 en 1933, honderden koersen. Ondanks die indrukwekkende cijfers blijft Linart steken op de tweede plaats. De nummer één, de allerbeste stayer ooit, de man over wiens naam je in zowat álle jaargangen Radwelts bijna struikelt, is en blijft Piet Dickentman. De carrière van de Amsterdammer gaat de verbeelding ver voor bij.
Dickentman, dertig jaar stayer, was maar één keer wereldkampioen. Dat de teller maar bij één stil stond had alles te maken met de starre houding van de toenmalige Nederlandse wielerbond. Om uitgezonden te worden naar een WK moest een renner zich tijdens een nationaal kampioenschap plaatsten. Dickentman, woonachtig in Berlijn, en voornamelijk koersend in Duitsland had daar geen trek in. In zijn sterkste jaren tussen 1900 en 1914 kostte hem dat té veel geld. Ondanks die ene wereldtitel is zijn stayercarrière indrukwekkend. Dickentman, meer dan duizend stayerskoersen betwist, meerdere keren Europees kampioen, won tientallen Grote Prijzen: koersen waar de allerbesten ter wereld aan meededen.
Piets ster flikkerde op bijna vijftigjarige leeftijd nog één keer door de Grote Prijs van Dresden te winnen. Dickentman, mocht dan één keer de wereldtitel grijpen, maar was dan wél Ober-Weltmeister. Door een conflict met de UCI deden de topstayers in 1910 niet mee aan het toen te houden wereldkampioenschap. Herr Knorr, dé grote wielermanager organiseerde direct in Berlijn een alternatief kampioenschap. Nog nooit stond er zo’n sterk deelnemersveld aan het vertrek voor een stayerskoers, want acht voormalige wereldkampioenen. Dickentman lag ze er allemaal op. Tot zijn dood in 1950 werd de Amsterdammer in de Duitse pers met herr Ober-Weltmeister geduid. Niet één stayer, zelfs een zesvoudig wereldkampioen als een Timoner viel deze eer niet ten deel.
Foto 1: Timoner gegangmaakt door Gust Meuleman, foto 2: George Parent, foto 3: Piet Dickentman: saillant detail, Dickentman reed op deze foto op een experimentele fiets. Het karretje was ultra kort gebouwd, zat je lekker in de zuiging van de motor. De fiets had echter één nadeel. Bij steile bochten kon het pedaal in het voorwiel komen. Dickentman had dat heel snel bekeken en ging weer terug naar zijn standaard fiets.
Bron: Radwelts jaargangen 1902 tot en met 1928.