Geestelijke nazorg? Voor René Vignal, keeper van het Franse nationale team, te hopen van wel. Tijdens Frankrijk-Nederland, gespeeld in 1950, was zijn strafschopgebied decor van horror, binnen de zestien meter. Ga daar als eenvoudige ballenvanger maar aan staan.
Op de schouder van zo’n keeper rust dan wel ‘íets’. Eén fout, en de pennen worden gevuld met vitriool. Met als extraatje, dat je ook nog eens de hele natie over je heen krijgt. Voor zo’n doelverdediger begon de ellende al op het schoolplein. Partijtje tegen. Waarbij de kneus per definitie op doel moest staan. Je hoeft geen psych te zijn om te weten dat zo’n jongen later getormenteerd onder de lat staat.
Robert Enke, keeper van de Duitse mannschaft ging daar geestelijk kapot aan. Enke trok daar zijn dramatische conclusie uit. De man stapte vrijwillig uit het leven. Trouwens, ook Willem Landman, ooit keeper van Oranje in een grijs verleden.
Wat het wedstrijdverloop Frankrijk-Nederland betrof, viel René niets te verwijten. Les Bleu walste met 5-2 over Nederland heen. Voor Vignal zat dé kneep bij de spits van Oranje, ene Noud van Melis. Een woest uitziende kerel, die gemakshalve zijn kunstgebit in de kleedkamer achter had gelaten. Noud, – zonder voortanden, duidelijk ontsnapt aan de aandacht van een producer van horrorfilms – vormde samen met z’n handlanger Cock van der Tuijn, hét aanvalsduo van Oranje, en doken met niets ontziend geweld regelmatig voor René op.
Vignal had zo zijn voorzorg genomen. Je weet maar nooit, moet René gedacht hebben. Hoog springend, met de keiharde punten van z’n kicksen, in de schopstand, hield hij Noud van zich af.
Noud van Melis, dé stormspits van Oranje, waarin hij vijftien keer scoorde, in dertien wedstrijden. Noud mocht er dan wel eng uitzien, maar de man was daarmee één van de succesvolste spitsen van Oranje. Leg dat maar eens uit aan een Memphis Depay met diens Prodentsmile. Maar die compenseert dat weer met z’n onderwereldtattoo ’s.