Veldwachter verantwoordelijk voor helse zondag

woenselrennersTijdens de hoogmis had pastoor Oomen het moeilijk. Onder zijn kazuifel, diep weggeborgen in zijn jaegeronderbroek, maakte z’n pielemuis namelijk amok. Terwijl mijnheer pastoor een wellustige blik werpt op de misdienaar, staat buiten de kerk veldwachter Peters op wacht, en zit wielrenner Perere, koersend over boerenpaden, in de kopgroep.  Wat een doodgewone augustuszondag in het  Brabantse Woensel anno 1901, had moeten worden werd een helse Dag des Here: met dank aan veldwachter Peters.
Koddebeier Peters, had het best getroffen met zichzelf. Het ging zijn dag worden. De bromsnor van dienst, nooit iets spannender meegemaakt dan het betrappen van een boer op aanlengen van de melk, moest nu een paar duizend mensen in bedwang houden, wat hem wel toevertrouwd was.  Het was dan ook de eerste grote wielerronde van Woensel. Staand in de Woenselsestraat, tegenover het tramstation, draaide hij de punten van zijn snor omhoog, en maakte zich nog maar even breder. Achter zijn rug dromde het grauw op want wilde niets missen van de koers. 
‘Goedverdoeme’, mompelde de gemeenteveldwachter, wiens blaas op knappen stond, ‘Waar blijven die gasten nou?’ Om zijn blik te verruimen, deed Peters een paar stappen naar voren: wat er één te veel was. Woensels eigenste sheriff komt in botsing met de aanstormende  kopgroep van zes renners. De voluit sprintende Van der Horst, afkomstig uit Strijp, knalt voluit op Peters, die enkele meters verder bloedend uit vele wonden op de keien belandt. woenselofficial
Drie renners duiken over de ernstig gewonde veldwachter, waaronder ene Perere afkomstig uit Helmond. En de laatste ging geschiedenis schrijven, door als eerste Nederlandse renner tijdens een koers dodelijk te verongelukken. Terwijl Perere met een gebroken nek naar het ’t Liefdehuis in Woensel wordt afgevoerd, snelt pastoor Oomen, met een rode, verhitte kop naar de stervende veldwachter.
Oomen dient Peters de laatste sacramenten mét wijwater toe waarmee diens ziel in ieder geval gered was.  Dorpsdokter Luugen laat zich ook niet onbetuigd. Nadat Luugen de eveneens ten val gekomen  renner Van Lieshout, afkomstig uit Tongere bij elkaar heeft geraapt, brengt hij, in zijn rijtuig de zwaar gewonde veldwachter Peters naar diens huis. 
woenselsnorDe massale valpartij, mét dodelijke afloop, bracht in het brave Nederland de moralistische scherpslijpers in het geweer. ‘Of dit beulenwerk nog langer behoort te worden toegestaan op niet afgesloten openbare wegen. En dat zoo maar straffeloos de openbare veiligheid in gevaar mag brengen’, vraagt de scribent van het Algemeen Handelsblad zich af. Om te vervolgen dat hij het hele wielrennen ‘maar onmenschlijk vind.’
Dat was dus 25 augustus 1901, een gewone zondag in het Brabantse land. En hoe het met veldwachter Peters was afgelopen? Je kon alles over de man zeggen, maar niet dat hij van porselein was. Na eerst als stootkussen voor zes sprintende renners te hebben gefungeerd, knapte de diender wonderbaarlijk op. Dat laatste was natuurlijk te danken aan het, door Hem,  ingestraalde water toegediend door  pastoor Oomen, waar geen pil, injectiespuit of wat voor preparaat tegen op kan.

Voor de liefhebbers van het morbide wielrennen verwijzen wij graag naar het ‘digitale begraafplaatsje’ van Stuyfssportverhalen.   Kijk op:  http://stuyfssportverhalen.com/category/verongelukte-wielrenners/

Foto’s gemaakt omstreeks 1900. Bron: Algemeen Handelsblad augustus 1901

error: Inhoud is beschermd!