Casaquidi, een vlooienpik op de landkaart van Toscane, midden tussen de kwekerijen voor siergewassen. Kloppend hart het dorpsplein met de kerk van San Pietro, een Banca Toscana, een pizzeria, en café Golcairi, waar ondanks het vroege middaguur mannen met schorre, raspende stemmen, flink staan in te nemen. Of ze hem persoonlijk gekend hadden? ‘Si, naturalment, era uno di loro’, hij was één van ons, wordt maar even vertaald. Er wordt naar de muur van de kroeg gewezen. Tussen de sporttrofeeën van de plaatselijke voetbalclub hangt een ingelijste foto van een wielrenner met de tekst ‘Chiao Ballero’.
Franco Ballerini, door de locals liefkozend Ballero genoemd mag dan wel twee jaar dood zijn, vergeten is hij nog niet. Helemaal niet door de Casaquidis, zijn meest toegewijde tifosi. In de kroeg, op de televisie, zagen ze hun Ballero over de kasseien van De Hel stuiteren. Tijdens Parijs-Roubaix, editie 1992, moeten er in café Golcairi vreselijke, onbeschrijfelijke taferelen hebben plaatsgevonden. Ballerini, jongen uit de streek, ver voor het peloton, dansend over de stenen, met aan zijn wiel de Fransman Duclos-Lassal. De laatste blij dat er nog leven in zijn lijf zat, kwam niet op kop en beloofde niet mee te sprinten. De afloop behoort inmiddels tot de top-5 van wielerdrama’s.
Franco, de gedoodverfde winnaar, werd met een millimeter geklopt, en stond te huilen als een kind. Om op de vraag waar het mis gegaan was te antwoorden dat zijn grootste fout was om ooit te gaan koersen. Door rancune en wraak gedreven won de Toscaan daarna nog twee keer Parijs-Roubaix. Twee jaar geleden, inmiddels gestopt als renner, verongelukte Franco Ballerini als deelnemer bij een autorally en werd begraven in zijn geliefde Casaquiri. Waar op de begraafplaats van enige crisis niets te merken valt. De grafstenen zijn zonder uitzondering van glanzend, kostbaar marmer, vaak voorzien van manshoge beelden. De Pieta, Maria met haar gestorven zoon in de armen, is veruit favoriet.
De Pieta mag dan niet echt exclusief zijn, maar dat zal Carlo Tredici ongetwijfeld een rotzorg zijn. Carlo, lokale handelaar in arte funeraria, is een pragmatisch mens. Aan het hek van het kerkhof hangt schaamteloos een reclamebord voor zijn morbide nering. Aan Franco Ballerini had Tredici een slechte klant. De voormalige kasseienvreter werd gewoon in de muur geschoven. Op drie hoog. Met als buren links en rechts Marcello Gori, en Emma Formili. Boven hem een zekere Marina, een schalks lachende vrouw.
Het graf is mooi door de eenvoud. Een wit marmer afdekplaat met daarop in zilver zijn handtekening, geboorte- en sterfdatum. In reliëf een kasseienpad met een wielrenner. Het portret van Franco Ballerini ervoor, verse plant er achter. Een bidprentje van San Vincinio en een vaantje van de Italiaanse wielbond zijn de enige tekenen van aanwezigheid van supporters. Een jonge vrouw zojuist bloemen gelegd op een graf, komt langs, strijkt over zijn portret en slaat een kruis. ‘Chiao Franco’, fluistert ze, en loopt door.
Franco Ballerini, slechts zesenveertig geworden, de man die twee fouten in zijn leven maakte. De eerste kostte hem een Parijs-Roubaix en de tweede zijn leven want kasseienhelden behoren op de fiets te sterven en niet in een rallyauto.
Foto 2: Het Rai-Dernycriterium uitvoering 1995. Franco Ballerini achter Jan Jonker.