‘Zes dagen zult U arbeiden en al Uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Here. Dan zult U geen werk doen’, werd er van de kansel gepredikt. Opgepikt door het proletariaat, wonend in Roubaix, die massaal op de lokale wielerbaan waren te vinden. Zondag 11 april 1903, aankomst van Parijs-Roubaix.
De Belle Epoque, waarin het spook van de tuberculose hele volkswijken decimeerde. Van mondkapjes, lockdown of ‘bubbels’ had geen mens gehoord. Hooguit werd op advies van de lokale kwakzalver, een bos verroeste spijkers onder het bed gelegd, hetgeen goed scheen te werken tegen benauwdheid. Of anders een zoute haring achter de oren gehangen als remedie tegen een keelontsteking. En mocht het moeders niet lukken om zwanger te worden dan had mijnheer pastoor daar wel een oplossing voor…
Barre tijden. Waar, in de vele textielfabrieken van Roubaix, de rode haan zijn eerste revolutionaire kukel kraaide. De Slapende Reus werd onder de tonen van de Internationale langzaam wakker. Maar laat het proletariaat kiezen tussen sociale gerechtigheid of de Koers, geheid dat ze voor het laatste gaan.
De Koers als opium voor het volk. Over dope gesproken. Het mocht dan wel 1903 zijn, neemt niet weg dat die kerels, stuiterend over de kasseien van de Hel daar wel raad mee wisten. Choppy Wartburton, een louche verzorger was met zijn geheimzinnige, helse elixers, een wegbereider voor hordes soigneurs. Choppy’s jongens kwamen dan ook regelmatig schuimbekkend over de finish. Ach wat maakt dat eigenlijk uit. Eerlijke boerenjongensdope moet kunnen.
Of Hyppolyte Aucouturier, bijgenaamd De Verschrikkelijke, ‘vol’ zat? Wat kon dat iemand nou schelen. Voor het volk was Hyppolyte een held. Die voor heel even armoede met de bijbehorende ziektes deed vergeten. Enfin, volgend jaar maar hopen dat Parijs-Roubaix wél door gaat.