Legendarische Groothuis en zijn gietijzeren boksers

Wist hij veel. Ja, hoe je een glas bier kunt tappen. En dat je een neut tot de rand vult. Maar dat notabene in zijn eigen nering pure boksgeschiedenis aan de muur hangt, was hem ontgaan. De barman van het Haarlemsch Koffiehuis, gevestigd aan de Prins Hendrikkade, kon alleen vertellen dat de parafernalia minstens een halve eeuw zijn kroeg sieren. Goed verstopt, half achter een gordijn, bevinden zich ingelijst een bokstrainersdiploma van Dick Groothuis, en een fotocollage van zijn vuistvechters. Het zijn de laatste relikwieën van een groots verleden, want de boksgeschiedenis van de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt: ooit kraamkamer van tientallen kampioenen.
De Nieuwmarktbuurt, dat merkwaardige buurtje van na de oorlog. Met zijn Zeedijk, de Wallen, stegen, kleine straatjes én grachtjes. Tikkeltje rauw, volks, plat sprekend, mét een vlijmscherpe, assertieve tong. Buurt van omes en tantes, waar de sociale controle wurgend kon zijn. Naar buiten een eenheid. Ernstige conflicten werden met de vuist opgelost. Dat de buurt drie boksscholen kende, was misschien geen toeval.
Wat inrichting betreft waren die zoals Hollywood bedoeld had. Gyms, mooi in lelijkheid. Spartaans. Kaal, ontdaan van franje. Een paar kleedruimtes, bokszakken én de onvermijdelijke ring.
Jongens  als Joop Kruis, de broers Van der Velde, Bas Duivenbode, Sjoerd Tuininga, Jan Hupke,  Henko Baars, Harco Kokmeier, Moos Linneman en Wim Snoek, zomaar wat kampioenen, maakte dat geen reet uit. Bij de boksscholen van Losekoot, Ter Meulen én Groothuis werd de techniek er letterlijk ingestampt.  Misschien dáárom wel de rede dat de beste pugilisten van het land daar vandaan kwamen? Of had dat soms iets te maken met de kwaliteiten van de trainers?
Niet helemaal! Althans, dat beweert Joop Kruis, 71 jaar. Joop, indertijd pupil van Piet ter Meulen, wéét de rede van het succes. De concurrentie! Wat staat voor dagelijkse uren trainen met champs of andere professionele boksers. Kampioenen, met honderden loodzware rondes achter hun naam. Die niet te lullig waren om tijdens de training hun ervaring te delen met aankomende boksers. Dát was volgens Kruis, hét geheim achter het succes. Joop accentueert dat even door te zeggen dat trainer Ter Meulen niet zóveel sjoege van boksen had. Of dat met andere buurttrainers ook zo was?

Van Losekoot is weinig bekend. Wél van de illustere Dick Groothuis. De boksschool van ‘Ome Dick’.  Residerend op een zolder, vierhoog in een eeuwenoud pand naast het politiebureau Warmoesstraat. Legendarische trainer. In een enkele buurkroeg zingen de anekdotes over hem nóg rond. Je kon mocht als bokser een gietijzeren reputatie hebben,  maar als je tijdens de training naar het toilet moest, werd eerst toestemming aan Groothuis  gevraagd. Groothuis, altijd vergezeld van een grote zware bouvier, Tarzan genaamd.
Boksers die tijdens de training te dicht bij Tarzan kwamen herinneren nog zijn dreigende, blinkende tanden én gegrom. Ooit schijnt Groothuis zijn Tarzan knock-out te hebben geslagen nadat deze één van zijn jongens te grazen had genomen.

Maar dat was eens. De buurt is inmiddels veranderd in een juppenwijk. Het Haarlemsch Koffiehuis, in de jaren vijftig uitgebaat door Groothuis’ echtgenote die ook verantwoordelijk was voor diploma én foto, en ooit  hangplek voor spoorwegpersoneel, postbodes, en kantoorpikken, is verworden tot een  toeristenkroeg. En de buurtboksscholen? Verdwenen. Geschiedenis! Weg romantiek. Of dat allemaal ook te maken heeft met de teloorgang van het hedendaagse Nederlandse boksen is niet zeker.

error: Inhoud is beschermd!