
In Cinquant anni nessuno meglio di lui. Alsof ik de stem van wijlen kapelaan Switser hoor. Niemand kon zo mooi het Latijns brabbelen als de oude Switser, kapelaan van dienst in de Sint Nicolaaskerk. Bovendien was Swits, zoals wij hem noemden niet zó van het celibaat.
Behalve zijn latent amoureuze relatie met het Latijn, had hij dat ook met z’n huishoudster, een rondborstige moeketype. De man had nóg meer verdiensten. Zo raasde Swits, met onnavolgbare snelheid door ‘het woord van de Heer’, amper bijgehouden door z’n misdienaartjes. Zijn heilige missen, waren een soort religieuze tijdrit, die hooguit een half uurtje duurde. Voor ons, de Roomse jongens van de geboortegolf was de man een held.
Maar we dwalen af. Dit stukje gaat over de koers. Speciaal de Italiaanse. Cinquant anni nessuno meglio di lui, dus, zoals de kop onder een artikeltje in het sportblad Lo Sport Illustrato, uitgegeven in 1959, luidde.
De Italiaanse koers van de jaren vijftig. Aan kopij geen gebrek. Renners werden naar een mythische legendestatus geschreven. Verhalen die van vader op zoon gaan. En die met het verstrijken van de jaren steeds mooier worden. Een Italiaan adoreert zijn helden op een religieuze manier, als kind er ingestampt op het nonnenschooltje. Maak hem midden in de nacht wakker en hij dreunt de uitslagen van zijn favoriete renner op.
Wie zijn geschiedenis niet kent, leert nooit de toekomst begrijpen, en meer van dat soort geleuter. Dát moet de insteek zijn geweest, tijdens de redactievergadering van Lo Sport Illustrato, voor het maartnummer van 1959. Waarbij meteen een hele pagina ingeruimd werd met een foto gemaakt tijdens de finale van Milaan-San Remo 1928, met Giradengo aan de leiding. Cinquant anni nessuno meglio di lui, oftewel ‘In vijftig jaar niemand beter dan hij’, kopte het blad.
Costante Giradengo won dan ook zes keer Milaan-San Remo. En hoe het met kapelaan Switser afliep? Die verruilde definitief zijn habijt voor z’n appetijtelijke huishoudster. Want zeg nou zelf, met die romige borsten van zijn huishoudster wist ‘íe zeker wat hij in z’n handen had. Dat was nog maar de vraag op de belofte van het eeuwige hemelse leven…