‘Maak je nou maar geen zorgen ma. Er gebeurt echt niets! Alles is veilig. ’En’, voegde hij met een blik die geen tegenspraak duldde aan toe, ‘Ik ben één van de weinige renners die óók nog ‘s een helm draagt.’ Verkneuterd dacht hij aan de oude ‘pickelhelm’ van Oom Adolf, een feldwebel in ruste, die hij omgebouwd had tot valhelm. Maar om zijn mutti echt gerust te stellen, gooide hij zijn laatste troef in de strijd. ‘En met Otto op de motor komt alles goed.’
Zondag 18 oktober 1908. Gustav Schadebrodt kon het gezeur van zijn moeder even niet aan zijn kop velen. Over een paar uur stond hij aan de start voor de laatste koers van het jaar. Want het Goldenes Rad von Brandenburg, een stayerskoers over vijftig kilometer. En Gustav was dé lokale favoriet.
Voor Frau Schadebrodt waren haar twee zoons één bron van onrust. Aardige gasten, hoor. Altijd behulpzaam voor moeder. Zaten voorin de kerk. Sliepen met de handen boven de lakens. Hadden een vaste baan in de lokale Brennaborfabriek, dé motoren- en fietsenfabriek van Duitsland. En toch… toch knaagde de worm van onrust in haar lijf. Dat begon al met haar oudste Otto. Kwam die op een dag thuis met de mededeling dat hij een gangmaakmotor had gekocht. Notabene haar Otto, een lulletje rozenwater, op zo’n brullend monster, razend over die vreselijke wielerbanen waar met angstige regelmaat het bloed rijkelijk stroomde.
Nadat Gustav besloot stayer te worden, kwam moeder Schadebrodt in een levende nachtmerrie terecht. Gustav gegangmaakt door broer Otto. Twee zoons balancerend op het randje van de dood. De Schadebrodt-Bruder gingen de Duitse wielerbanen bestormen. Met redelijk succes. Nadat de broertjes de Grote Prijs van Zhelendorf hadden gewonnen, stonden ze op scherp. Nog één koers, dan zat het seizoen erop.
Terwijl de tribunes van de Treptow-wielerbaan vol zaten, de motoren in de baan kwamen, was moeder Schadebrodt thuis in gesprek met Hem. Ze had gebeden tot ze eelt op haar knieën had. Gute Gott laat het asjeblieft niet gebeuren. Blijkt dat die ‘goeie hierboven’ een selectief gehoor had. Waarmee het lot van haar jongste zoon bezegeld was.
Gustav, een broodmagere, lange deegstengel van bijna twee meter, opgevouwen op zijn fietsje, ging de strijd aan. Bracht zijn supporters in lekkere stemming. Vuurde zijn broertje aan. ‘Schneller’! Verlekkerd draaide Otto de gashandel helemaal open, hoort die opeens dat weemakende geluid van zacht vlees op hard cement. De gebroeders zouden nooit meer de wielerbanen gaan bestormen.
Gustav Schadebrodt werd vijfentwintig jaar.
Foto 1: De broertjes Schadebrodt. Foto 2: Otto Schadebrodt: verkocht na de dood van zijn broertje zijn motor. Niet voor lang. In 1910 kocht Otto een nieuwe motor en was tot in de jaren twintig actief als gangmaker.
Bron: Radwelt jaargang 1908 én 1920.
Geef een reactie