Knokig

Of er iets te beleven viel op een zondag in 1931? Nee!  Hélemaal niks! De Grote Depressie, mét de bijbehorende armoede, én de hel- en verdoemenispreek van mijnheer de dominee, die een hele dag door je hoofd raasde, gaven daar een patent op.  Probeer daar maar een leuke zondag van te maken.

Moeders trok zich daar geen ene reet van aan. Die zat in haar gebloemde schort aan de grote tafel, verborgen achter een berg sokken die ze nog moest stoppen. De zondagen in het calvinistische Nederland van negentig jaar geleden, één grote, eindeloze saaiheid.  Waren de zondagen dan overal zo? Nee natuurlijk niet. Zeker niet in Vlaanderen en Frankrijk,  waar de koers glorieerde. Iedere zondag wel ergens een kermiskoers.  Gratis toegang. Reuring, met een goudgele, bruisende pint in de hand, je favoriete renner aanmoedigen: ‘Goedverdoeme Jef, rij Uwe kloten eraf’.

Ook de zondagen in Frankrijk. Zoals bij het nationale kampioenschap. Waar ene Armand Blanchonnet het op z’n heupen kreeg. Blanchonnet in actie op de Cote Lapides, waar hij stumperend en stakkerend bezig was, om zijn knokige lijf omhoog te hijsen. Aangemoedigd door de lokale, toffe jongens, mét platte pet.  Armand Blanchonnet, die op zijn eigen manier geschiedenis schreef. Dat hij als jonge renner op de Olympische Spelen van 1924 twee gouden plakken binnen harkte, was aardig voor z’n kinderen en kleinkinderen. En dat hij, in datzelfde jaar wereldkampioen bij de amateurs werd, valt ook niet genoeg te prijzen.

De brave Armand kraste pas écht een kerf in de historie van de wielersport, tijdens de Zesdaagse van  Parijs in 1934. Waar hij van plan was om nog één keer te vlammen. Daarvoor liet Armand zijn ouwe lijf prepareren door Roger Viel, een verzorger met een bedenkelijke reputatie. Meerdere renners door Viel verzorgd, werden niet veel later ernstig ziek.   

Of Blanchonnet dát wist? Vast niet. Met een lijf vol dope kukelde hij de eerste avond, schuimbekkend van z’n karretje. De man lag vervolgens dagen lang in coma, waarbij artsen vochten voor zijn leven, en kwam eindelijk bij kennis met de legendarische kreet, ‘Ze hebben mij vergiftigd’, alsof heel Parijs dat niet wist.

Armand Blanchonnets naam,  inmiddels weg gezakt in de kieren van de wielersport, leeft alleen voort in de stoffige jaargangen van de Franse sportbladen, werd op vierenzestigjarige leeftijd bij zijn Schepper geroepen.

Bron: Le Miroir des Sports, jaargang 1931 en 1934.

Geef een reactie

error: Inhoud is beschermd!
%d