Mon Pere

De vroegmis zit er op. Met een prevelende zege ná, worden de gelovigen de kerk uitgejaagd. Snel de kaarsen op het altaar doven. De werkkleding uitgegooid. Want de koers wacht op niemand. Ook niet op een dorpspastoor ergens in Frankrijk. Waar de helse optocht van een etappekoers langs zijn kerkje trekt. Gevolgd door motoren én materiaalwagens. Om daarna te  wachten. Wachten, op de ‘stervende medemens’ op de koersfiets.  Gelost, en moederziel alleen op een lege landweg.  Geen ploegmaat meer te bekennen. In de steek gelaten door zijn ploegleider. Zoek het maar uit jongen. De reserveband zit onder je zadel. En in je shirt nog een paar amfetaminetabletjes. Dat gaat helemáál goed komen, is hét laatste dat z’n ploegleider naar hem roept.  
Het grote afzien is begonnen. En dáár weet die ene plattelandzielenherder, staand langs de weg, wel raad mee.   Heb je naaste lief, oreerde hij laatst nog vanaf de preekstoel. En buiten dát, staat  er in de bijbel niet geschreven dat, met het ‘zuiverende lijden,  de dagelijkse zonden mee uit geboet kan worden?’  Met als beloning de hemel. Mijnheer pastoor, bedoelt maar. En wat die beloofde hemel betreft, dat was voor die ene zwoegende stumper, de top van die vuile, stinkcoll.
Pijn lijdt hij, als de Heer op Golgoltha. Met als extra dimensie, een brandende schroeiende hete zon in z’n nek, waar  dat oenige linnen petje, géén soelaas aan biedt. Met in z’n strot een huig als een gemummificeerde muis. Zijn hele lijf schreeuwt om vocht.
En opééns, als in een koortsige droom ziet hij hem staan. Als een mystieke, in zwart gehulde  vleermuis, staat de geestelijke langs de kant van de weg. ‘Mon pere’, drinken alsjeblieft, lijkt zijn diep in de kassen verzonken, ogen te smeken.  Wat hét ultieme moment is voor die ene anonieme pastoor. Met wapperende soutane, de alpino op het achterhoofd wordt een volle bidon aangereikt.  
Vader, mijn stichtelijke taak voor vandaag zit er weer op, mompelt de pastoor in een schietgebedje, nadat de renner uit het zicht verdwijnt.  En snelt vervolgens naar de pastorie, waar een glas, koele miswijn, én de zachte, wulpse borsten én de pronte kont van z’n huishoudster op hem wacht. Voor een eenvoudige dorpspastoor is het leven goed, in het Frankrijk van de jaren zestig.

Geef een reactie

Ontdek meer van Stuyfssportverhalen

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder