Technisch onbekwaam, want ‘pootje over’ en flitsend demarreren gaat moeilijk. Maar als Jouke Hoogeveen eenmaal op stoom is dan kreunt en kraakt het peloton. Pas vier jaar beoefent de Amsterdammer het skeeleren en heeft al twintig koersen gewonnen, waaronder de Bartlehiemtocht een loodzware klassieker over honderd kilometer. Ook op het ijs trakteert hij zijn collega’s regelmatig op ‘prettige’ momenten.
Rijdt iedere zichzelf respecterende schaatser op hightech schaatsen, waarvan de ijzers haast op wetenschappelijke wijze geslepen zijn. Niet Jouke Hoogeveen (28), die schaatste tot vorig jaar op een paar totaal versleten ouderwetse noren, met een haperend klapmechanisme waar een bout uit verdwenen was. Of dat niet genoeg spotte mettopsport was, ook nog eens op schoenen een maat te groot en ijzers waar de ronddingen uit verdwenen waren.
In het peloton werd niet alleen om Hoogeveen’s materiaal gegrinnikt, maar ook over zijn gebrekkige techniek, want bochten werden stumperend genomen.
Maar lachen ging snel over in verbijstering als Hoogeveen op kop ging rijden, en het peloton geselde met een moordend tempo.
Fridaynight Skate
Het is met de sportcarrière van Hoogeveen raar verlopen. Tot vier jaar geleden had de pas afgestudeerde pedagoog, nooit aan een schaats- of skeelerkoers meegedaan. Skeelers? Dat was voor hem een vervoersmiddel in de stad waar je snel mee op college kon komen. Het viel hem wel op dat hij trams bij kon houden en tijdens de Fridaynight Skate, de wekelijkse toertocht door de stad, had hij het idee in een groep rollende valiumgebruikers belandt te zijn. Véél te traag ging dat.
Jouke Hoogeveen ontdekte dat hij gezegend is met een groot duurvermogen en als je daar de beschikking over hebt dan wil je maar één ding: rammen, rossen en tegenstanders pijn doen. Waar kan je dat beter doen als op de Jaap Edenbaan?
‘Vier jaar geleden ben ik begonnen met het rijden van schaatsmarathons’, vertelt Hoogeveen. ‘Welliswaar op het laagste niveau maar ik won al snel wedstrijden. Tijdens mijn trainingen kwam ik in aanraking met jongens die zomers skeelerkoersen reden en mij vroegen eens mee te doen.’
Dat hebben ze geweten! Met zijn jarenlange trainingen door de jungle van het Amsterdamse verkeer werd hij in zijn eerste koers tweede en drie seizoenen later staat er op zijn conduitestaat twintig overwinningen waaronder twee nationale titels bij de b-rijders. En dan niet van die lullige zeges maar de Bartlehiemtocht, eind augustus gehouden, een helse wedstrijd over honderd kilometer dwars door het Friese land.
‘In die koers reden we samen met a-rijders, dat zijn dus profs. Met drie man, waaronder de fransman Michaud, zat ik in de kopgroep. We hebben honderd kilometer kop over kop gereden om uit de greep van het peloton te blijven. Voor de winst in mijn klasse moest ik die mannen zien bij te houden’. Is het skeeleren in Amsterdam een vrij onbekende wedstrijdsport anders is het in het oosten van het land. Razende rondjes om de kerk zijn daar niet alleen mateloos populair en trekken duizenden toeschouwers, maar vereisen van de rijders het nodige aan techniek. Iets wat Hoogeveen node mist. Technisch onbekwaam, met de snelheid van een strijkijzer, gaat hij gewoon op kop sleuren, zoals in de ronde van Ommen waar hij het hele peloton op een ronde zette, al de premiesprints opstreek en de overwinning greep. Dat hij na afloop van zo’n wedstrijd met een zak geld naar huis gaat wordt door hem hartstochtelijk ontkent. ‘Als het echt goed gaat verdien je honderd euro per koers, dat is geen vetpot.’
Buik over de streep
De wereld op wieltjes kan heel gevaarlijk zijn. De benen van Hoogeveen zien er verontrustend uit of hij zojuist een bedevaart op knieën achter de rug heeft: akelige verse wonden zijn zichtbaar. Niets aan het handje volgens hem. ‘In de ronde van Groningen gleed ik in de eindsprint onderuit, en kwam op mijn buik over de streep’, vertelt hij stoïcijns, om erop te volgen dat zijn sport met wielrennen te vergelijken is.
Jouke Hoogeveen, conditie van gewapend beton, kent geen rustperiode. Zijn skeelerseizoen gaat naadloos over in het schaatsen. De twee meter lange pedagoog oogt afgetraind, op zijn geschoren benen zie je de spieren en aderen kronkelen als een rivierlandschap op een landkaart: het resultaat van een Spartaanse zomer. De trainingen waren harder dan ooit. Niet op schema’s natuurlijk, maar voor het ‘vaderland’ weg. In een sportschool zal je hem niet tegen komen. ‘Vreselijk’, roept hij bij dat idee. Ook die rare schaatssprongen, waarmee een schaatser de zomer door komt, ziet hij niet zitten. Hoogeveen heeft zo zijn eigen, nogal merkwaardige manier van trainen. Zo beklom hij, tijdens zijn vakantie, de huiveringwekkende, tweeduizend meter hoge Tourmalet: op skeelers dus.
‘Op vakantie ben ik altijd van plan het rustig aan te doen. Maar ik had ooit geroepen dat ik die berg op mijn skeelers zou bedwingen. Ik kwam er snel achter dat skeeleren echt voor het vlakke bedoeld is. Het was warm die dag, het asfalt voelde zacht aan en ik had het gevoel of ik aan het klunen was.’
Voor Hoogeveen is het te hopen dat hij hersteld uit de zomer kwam, want voor het zojuist begonnen schaatsseizoen kan hij zijn borst nat maken. De Amsterdammer debuteert in de zwaarste schaatscompetitie ter wereld, die van de a-rijders. Om professionals als een Heideman, Landman, Michaud, Roozendaal en anderen, alleen maar te kúnnen volgen moet er nog meer getraind worden, en dat staat voor iedere dag fietsen, urenlang in weer en wind. ‘Ik heb een contract gekregen bij de ploeg Powerplay en stel mij daar veel van voor. Het is heel spannend en ik weet niet wat ik mij daar bij moet voor stellen. Op het hoogste niveau gaat het constant hard, je moet daar een enorm duurvermogen voor hebben. Als je die Jan-Maarten Heideman ziet rijden, dat is buitenaards’, vertelt hij nuchter. ‘Nu ik in een grote ploeg zit is er een zekere druk, nu moet het. Maar dat heb ik er graag voor over, het marathonrijden is zó spectaculair’.
Gemankeerde schildpad
Wat de rol van Jouke Hoogeveen, met het sprintvermogen van een gemankeerde schildpad, in een duur betaalde ploeg, wordt? Dat is aanvallen, gaten voor ploeggenoten dicht rijden, maar vooral in de koersen op natuurijs, zoals de alternatieve elfstedentocht op de Weissensee, wordt wat van hem wat verwacht.
‘Ik ben een stoemper,’onthult hij, wat staat voor een renner die kilometerslang een hoog tempo kan aanhouden. ‘Ik heb de laatste tijd veel trainingstips gehad van Hans Pieterse mijn trainer. Ik probeer mijn snelheid te verhogen en heb het gevoel dat daar nog wel rek in zit. Mijn bochtentechniek is opeens met sprongen vooruit gegaan. Ik ga er nu plat in’. Om dat te illustreren houdt hij zijn vlakke hand in een hoek van vijfenveertig graden.’
En dan is er nog die ene laatste gewetensvraag: of hij nog op zijn oude schaatsen gaat rijden? ‘Ik heb nieuwe superlicht materiaal gekregen. Dat was even een wereld van verschil’, vertelt hij verbaast, ‘En het gaat nu nog véél gemakkelijker,’ laat hij er onheilspellend op volgen.
Deze winter wordt er om Jouke Hoogeveen niet meer gelachen.
Geplaats in Mug, oktober 2007. Foto: Harm de Boer