Het was balanceren op de rand van een jeugdtrauma. Want steeds diezelfde vreselijke verhalen…! God-nog-an-toe wat heb ik als jochie afgezien. Als een terugkerende vloedgolf kwam dat telkens over mij heen. Hoe mijn vader, geboren in 1900, de zondagen doorbracht op de Zeeburgerwielerbaan. Vertelde die ouwe met veel gevoel voor details hoe hij met zijn vriendjes vanaf de Duvelshoek, een Amsterdams achterbuurtje in het kwadraat, via de Hoogte Kadijk richting Zeeburg wandelde. Hoe de stad ophield bij molen De Gooier. Lopend over de Zeeburgerdijk met rechts maagdelijke polders en links in de verte de Zuiderzee. Op weg naar de houten wielerbaan. Hoe hij eerst bij zijn vader moest bedelen om twee centen. Opa, een diamantslijper met grote belangstelling voor de jeneverkruik, gaf hem dat gul. Hoogstwaarschijnlijk kon opa dan even ongestoord de zondagmiddag met opoe de bedstee in. Eén cent voor de entree en de ander voor een bosje zoethout…
En ja, die ouwe had ze allemaal aan het werk gezien: dat ik mij daar wél even van bewust was. Hoe hij Piet Dickentman, Amsterdams allereerste sportheld, achter de grote motor strijd zag leveren. Dat de timmerman na afloop van Piets race de latten van de baan weer moest vast timmeren. Die verhalen kon ik drómen. Over zijn grenzeloze verbazing toen hij Major Tailor, de afro-Amerikaanse sprinter, aan het werk had gezien. Een zwarte wielrenner anno 1908, daar kon de vrouw met de baard op de kermis niet tegen op.
Vijfenvijftig jaar verder. Pa is lang geleden gaan hemelen. De wielerbaan haalde het eind van de Eerste Wereldoorlog niet, de maagdelijke polders zijn veranderd in de Indische Buurt, en Piet Dickentman is niet alleen mijn grote held maar ik ben ook nog eens gefascineerd door de prehistorische sportgeschiedenis. Tja, het leven kan vreemd lopen. Maar toch ook weer niet. Want zoveel is er eigenlijk niet veranderd…
Vanmorgen was ik ook op de wielerbaan want het Velodrome van Sloten. Weliswaar niet lopend maar met de auto. Samen met mijn kleinzoon van veertien. Het kampioenschap van Nederland 50-kilometer stond op stapel. De renners staan opgesteld voor de start.
‘Zeg jongen’, hoor ik mij opeens zeggen. ‘Heb ik jou wel eens verteld dat ik in 1980 op deze baan achter de motor reed? En dat Matthé Pronk en Gaby Minneboo, met acht wereldtitels op zak, de tegenstanders waren.’ Terwijl hij een zakje chips open scheurt zie ik zijn ogen met een verveelde blik wegkijken.
Raar, maar ik had het sterke gevoel dat mijn vader ergens begrijpend stond te knikken…
Foto 1 en 2: De Zeeburgerwielerbaan. Foto 3: Piet Dickentman achter Jan Slesker op de Zeeburgerwielerbaan.
november 21, 2011 at 11:04 am
Mooi verhaal André. Op de plek waar ik woon in Zwanenburg, heeft vroeger een houten wielerbaan gelegen en mijn vader vertelde daar destijds ook veel mooie verhalen over. Ik heb foto’s van deze houten baan en op de achtergrond staan huizen die er nu nog staan. Ik ben de afstand ongeveer gaan afmeten tussen die huizen en ons huis en inderdaad ‘het klopt’. Waar ik nu woon stond destijds een houten piste. De foto’s koester ik.
Ik vond op zolder enkele door mij destijds verzamelde aanplakbiljetten van criteriums in den lande en tussen allerlei kampioenen staat ook – om onberijpelijke redenen – mijn naam. Ik liet ze zien aan mijn kleinkinderen (die wel aan sport, maar geen wielersport, doen) en terwijl ik een en ander vertelde, zaten zij met gretige blik en niet luisterende oren op hun iPad (of was het een iPod?) te vingeren…..
Oscar Wilde zei (schreef): De ouderdom ziet het verleden, gelijk de jeugd de toekomst: rooskleurig.