Voor de Golden Rad op 17 mei 1903 in Berlijn, was de belangstelling overweldigend. Er was een schoenlepel nodig om binnen te komen. De zestienduizend kaartjes waren in een mum van tijd verkocht: en meer dan dat. Het stadion en het publiek kreunden onder het gewicht van de massa. Berliners samengeperst op tribunes kwamen in de verdrukking. De baanbalustrade knapte als het hout van een sigarenkistje. Mannen met bolhoeden stroomden over de wielerbaan op weg naar het bevrijdende middenterrein. Eindelijk kon de koers beginnen.
Motortandems in de baan. Vier toenmalige vedetten aan de start waaronder drie gewezen wereldkampioenen. Alfred uit Berlijn ging met jeugdige overmoed de strijd aan: tot razende enthousiasme van het thuispubliek. Een nieuwe topstayer ging de hemel bestormen. Met een tweede plaats én twaalfhonderd goudmark in zijn beurs vertrok Görnemann euforisch naar huis. Vijf maanden later was hij dood.
Maar in de zomer van 1903 lachte het leven hem nog toe. Iedere week viel er wel ergens een goed contract te verzilveren. De kruidenierszoon won twaalf koersen, werd zeven keer tweede. Tijdens het wereldkampioenschap in Kopenhagen bewees hij dat zijn prestaties geen uitschieters waren. Achter wereldkampioen Piet Dickentman werd het ventje derde. De geldlade rinkelde. In het rijtje grootverdieners dat bestond uit veertig topstayers, stond Freddel op de tweede plaats met ruim twaalfduizend goudmark. Een kapitaal dat de ouwe Görnemann in zijn grutterszaak nooit bijeen kon schrapen.
Foto 1: Alfred’s doodsmakkert.
Foto 2: De Friedenau wielerbaan in het Berlijn van 17 mei 1903.
Foto 3: Alfred Görnemann.
Bron: Radwelt jaargang 1902 en 1903.