Enfin, ergens in augustus 1934 staat Pjotr, opeens aan de start van Parijs-Straatsburg, een van godvergeten, helse wandeltocht over meer dan vijfhonderd kilometer: in één ruk af te leggen. Voor kerels als Pjotr, ooit rennend om de rode hordes van zijn lijf te houden, een eitje. Pjotr Mouchkoff 42 jaar, en taai als de rochel van een bejaarde baboesjka, zette na de start, meteen de benen er in. Strak marcherend, met klotsende kloten in de broek, op weg richting Elzas.
De paden op, de lanen in. Op de verzorgingsposten bijgestaan door twee soigneurs. Die Pjotrs spieren los kneden en de man, ongetwijfeld, prepareerde met wat amfetaminetabletten, die ouwerwetse boerenjongensdope, want Stuyfssportverhalen is wél goed, maar niét gek. Want zeg nou zelf, om meer dan vijfhonderd kilometer aan één stuk door te stampen, doe je niet op een banaantje. Dan valt de pikdonkere nacht in. En Pjotr gaat verder. Heuvels over, dwars door de velden, en regen trotserend. Waarschijnlijk denkend aan de strafkampen van Siberië, waar hij maar mooi aan ontsnapt was.
Pjotrs wedstrijdverslag, lezend in de Miroir des Sports, doet denken aan een luguber sprookje van de broertjes Grimm. Want bij het ochtendgloren doemen, in mistflarden gehuld, spookachtig de kantelen op van Nancy, waar een mensenmassa op de voormalige Rus staan te wachten.
Pjotr, een kwartier voorsprong op ene Cheminant, een broodmagere lange slungel, gekleed in het zwart, slaat af richting de Vogezen, met zijn beruchte Ballons. Boven op de col de Saales, een pukkel van ruim vijfhonderd meter hoog, ziet Pjotr in de verte de torenspits van de kathedraal van Straatsburg.
Kom daar eens om bij de Nijmeegse Vierdaagse…
Bron: Le Miroir des Sports jaargang 1934..