Rodenbachbier

Het contrast kan niet groter zijn, maar toch hebben ze  alle twee iets met het jaar 1953. Hét jaar dat hét mannenblad Playboy zijn debuut maakt met Marilyn Monroe als naakte centerfoldgirl. De foto’s van de goddelijke Marilyn aan de muur van een jongenskamer, als reddingsboei voor de naar seks hunkerende puistenkop in de jaren vijftig. Een gegeven dat niet opgaat met foto’s van  Germain Derycke een bonkige, Vlaamse stoemper een kerel die je amper kon verstaan maar wél in 1953 Parijs-Roubaix op zijn naam schrijft, wat een opening is voor een erelijst waarvoor een gemiddelde prof spontaan een vinger voor laat amputeren.

De man won vier van de vijf zogenaamde monumenten als een Parijs-Roubaix, Milaan-San Remo, Luik-Bastenaken-Luik en de ronde van Vlaanderen. Derycke een man met bonte uitspraken want  beweerde zonder met z’n ogen te knipperen dat bier drinken tijdens de koers voor hem als doping is.  Jaja.. De man pist niet in een glas bier want heeft altijd dorst zoals in het criterium van  Emelgem waar hij koersend  vierentwintig bidons gevuld met Rodenbach bier achterover gooit.

Ik kijk daar niet  van op, wat dát betreft hebben Vlaamse coureurs een naam op te houden. Tijdens het profcriterium van Kamerik, gehouden  op een snikhete dag in 1975 zag ik Freddy Maertens in actie. Freddy geselde niet alleen het peloton  maar kreeg ook om de tien ronden een verse bidon gevuld met koud bier aangereikt: de koers ging dus over honderd kilometer en het parkoers was nog geen drie kilometer lang….

Marilyn en Germain, de eerste inmiddels een cultheldin en Germain als symbool van een romantische wielertijd die nooit meer terug komt. En als er dan tóch een overeenkomst is, is dat beiden op jonge leeftijd ter hemel trekken, want Marlyn zesendertig jaar en Germain nog geen vijftig jaar jong.

Foto: Parijs-Roubaix 1953, met links Wout Wagtmans en Germain Derycke.

Krakende kettingen

De cover van het blad spat van het papier. De redactie van het Vlaamse sportblad Sport Club  weet hoe je een wielerliefhebber kunt kietelen.  En dat doe je met een actiefoto van de beklimming van De Muur in fullcolour afgedrukt, weliswaar ingekleurd maar toch. Ach het was maart 1951, Vlaanderen zit in de wederopbouw en kleurenfilms zijn zeldzaam. De kers is natuurlijk het bijschriftje met als kop ‘Hijgende borsten en krakende kettingen’, waarmee de pot met superlatieven  wagenwijd open staat.

De foto – de ankeiler voor  de komende  Vlaamse voorjaarkoersen, behandeld in het blad,- bekijkend is er niet veel veranderd met de huidige tijd. De barbaarse middeleeuwse omstandigheden zijn nog het zelfde als in 1951. De kasseien zijn nog bonkig en puntig, het publiek staat met rijen dik, de weeë geur van vers getapt bier en broodjes zuurkool met braadworst  hangt over de renners. En de  Muur is hemeltergend steil.  

Of het helemaal het zelfde is als nu?  Tom Boonen, drievoudig winnaar van de Ronde van Vlaanderen denkt daar ongetwijfeld iets anders over. Tom wordt tijdens  de Ronde van 2010 achteloos door Fabio Cancellara  uit het wiel gereden. Maar die laatste had dan wel een motortje in zijn fiets… Ach wat kan het ook schelen.  De charme van de koers is ook het bedrog. Of dachten jullie dat de renners in 1951 de Muur beklommen op een pepermuntje..?  

Weggezakt in de geschiedenis

Roem en bekendheid is net zo vergankelijk als de geur van goedkope parfum. Ook voor Jaap Oudkerk, de vorige week overleden stayerskampioen. Zo’n zestig  jaar geleden is dat anders. De toenmalige sportpers kwam superlatieven tekort  over de prestaties van Oudkerk. Jaap Oudkerk was dan ook twee keer wereldkampioen stayeren bij de amateurs én de profs. Dáárvoor schreef Oudkerk al wielergeschiedenis. Als lid van de achtervolgingsploeg wordt op de Spelen van Tokio in 1964 een bronzen medaille gewonnen.

Oudkerk   bescheiden rustig en heel aardig,   zakte weg in het collectieve geheugen. Met als resultaat dat zijn overlijden aan de aandacht van de hedendaagse sportredacties is ontsnapt.  Of hij helemaal vergeten is? Zeker niet in zijn laatste woonplaats Almere die de prestaties van Oudkerk op zijn waarde wist in te schatten.

Jaap Oudkerk krijgt in 2020 een plekje in de  Wall of Fame van Almeerse sporthelden, waarmee Almere niet genoeg geprezen kan worden. Tegenover Almere DEZE WEEK de lokale krant vertelt Oudkerk  zich zelf  niet als sportheld te zien, maar is wel trots dat hij wordt geëerd op die manier. “Ik hoop dat zwemster Enith Brigitha en schaatsster Carry Geijssen daar ook in de Wall of Fame worden opgenomen. Die verdienen daar ook een plek in’ waarmee hij zijn bescheidenheid toont.

En voor de verzamelaars van wielermemorabilia én zogenaamde directeuren van wielermusea: Oudkerk’s regenboogtruien en medailles zijn veilig in een bankkluis opgeborgen waar alleen zijn kinderen bij kunnen.

Jaap Oudkerk overleden

Na jaren tegen de top geschuurd te hebben, brak Jaap Oudkerk  in 1969  door als stayer.  In Antwerpen raasde profstayer Jaap Oudkerk naar de  zo begeerde wereldtitel en de bijbehorende vette contracten. Wat een oogstjaar had moeten worden, veranderde in een nachtmerrie. De voortekenen voor de ramp werden tijdens de finale al zichtbaar. Bertus de Graaf, gangmaker van Oudkerk, bleek een al lang sluimerend conflict met collega Joop Stakenburg te hebben: uitgevochten  tijdens de mondiale race. Onder de ogen van miljoenen want  live uitgezonden door de BRT, probeerde  Stakenburg in razende vaart De Graaf/Oudkerk tegen de balustrade te drukken. Het was  de routine van De Graaf en het ongrijpbare fenomeen ‘topvorm’ dat Oudkerk tóch de regenboogtrui aan kon trekken.

 De lont van de wrok en jaloezie was aangestoken. Het helse mechanisme tikte langzaam door.  Een half jaar later, een mooie voorjaarsdag in  mei, kwam op de Gooise Wielerbaan in Hilversum de afrekening.  Wat een leuke stayerskoers over drie manches had moeten worden, met wereldkampioen Oudkerk als publiekstrekker, veranderde  in een bloederige omerta. In de  laatste manches over twintig kilometer sloegen de stoppen bij  Stakenburg door. De Amsterdamse gangmaker reed, zomaar, de verse wereldkampioen van achteren aan.  
Bewusteloos, overdekt met brandwonden, gebroken tanden en een zware hersenschudding werd Oudkerk afgevoerd richting het lokale ziekenhuis. Weg lucratieve contracten. Een streep door de toekomst.
Oudkerk, beminnelijk, bescheiden,  door  iedereen omschreven als een ‘goeiert’, vond de aanslag op zijn leven volstrekt onnodig. ‘Dat incident heeft mij heel veel geld gekost’ vertelde hij tien jaar geleden aan deze blog. Volgens Oudkerk had hij een mooie tijd gehad als stayer, waar hij nooit spijt van had gehad. Na acht jaar bij de profs gekoerst te hebben, stopte Oudkerk  op zijn vijfendertigste.

Jaap Oudkerk twee keer wereldkampioen stayeren bij zowel de amateurs als de profs, won op de Spelen van 1964 een bronzen plak is vorige week overleden. Jaap Oudkerk is 86 jaar geworden.

foto boven: Jaap Oudkerk achter Bertus de Graaf in het Antwerps Sportpaleis. Onder: Links Bertus de Graaf met Jaap Oudkerk.

Trillend voorwiel

Zijn optimisme is onverwoestbaar. Uwe Smit hét icoon van de stayerssport in Nederland blijft hoop houden, want de toekomst van het Sportpaleis van Alkmaar is hoogst onzeker.  Er zijn vergevorderde plannen om het Sportpaleis te slopen een plan dat nog niet door de gemeenteraad van Alkmaar is behandeld. ‘Er wordt nog steeds over gesproken’, trapt Smit af. ‘De wielerclubs rondom Alkmaar willen een nieuw fietsparkoers waar veilig gekoerst kan worden. Leuk, maar daarvoor fungeert het Sportpaleis als wisselgeld voor het gemeentebestuur. Want én én kan volgens hun niet, met het argument dat er op de wielerbaan weinig gefietst wordt, wat niet waar is. Van maandag tot vrijdag zijn er wieleractiviteiten. Mocht het Sportpaleis verdwijnen dan is dat pure kapitaalvernietiging’.  En mocht  dat niet zo zijn dan voorziet Smit een mooie toekomst voor de wielerbaan. Volgens hem zijn er genoeg toonaangevende iconen uit de wielersport die wat organisatie betreft, hun schouders eronder willen zetten’. Smit laat de namen van Niki Terpstra en  Laurens ten Dam vallen.

Smit’s geschetste mooie toekomst is alles behalve utopie als de tribunes van het Sportpaleis vrijwel vol loopt. Het nationale stayerskampioenschap staat op punt van beginnen.  Met favoriet de uittredende kampioen Serginho Wilshaus  gegangmaakt door Richard Konijn. Het koppel dat de avond voor dé race nog had getraind. Een trainingssessie waarbij Konijn een angstaanjagende ontdekking deed. Boven de zeventig kilometer begint zijn voorwiel te trillen. Ook blijkt de motor in de bochten de neiging te hebben naar beneden te gaan.  Een probleem dat opgelost wordt. Konijn start op de reservemotor.

Dat het publiek  net zo’n sensationeel kampioenschap als vorig jaar voor geschoteld krijgt is bij voorbaat uitgesloten. Terwijl Konijn met Wilshaus de avond ervoor hun rondjes maakten kreeg medeorganisator Uwe Smit een telefoontje van titelfavoriet Etienne van Empel. De laatste  prof in loondienst van de Italiaanse ploeg Vini Fantini was met koorts uit de Tour des Alpes-Maritimes gekomen en zegde af. Waarmee de strijd voor de nationale titel op de schouders kwam van Wilshaus en de veertigjarige Reinier Honig.  De taaie op kop koersende jonge Wilhaus wist twee grote aanvallen van Honig af te slaan. Bij de derde capituleerde de uittredende kampioen die in dezelfde ronde eindigde als de oppermachtige winnaar Honig.

En dan was er ook nog de dappere boomlange Glenn van Nierop, die als derde de huldiging onderging. Als er iets werd bewezen is het wel dat de stayerssport in het Alkmaars Sportpaleis nog steeds veel publiek trekt. Alleen jammer dat de meedraaiende rol véél te ver achter de motor staat. Wil je beginnende stayers enthousiast te krijgen dan dient de rol twintig centimeter korter te staan.

Foto’s van boven naar onderen: Richard Konijn, de beslissende aanval van Reinier Honig, Reinier Honig. Foto’s gemaakt door Rob Duin.

Narcisme

Daar is die weer met z’n ouwe meuk hoor ik jullie denken. Wat waar is. Maar de foto’s zijn té mooi om niet te publiceren, al was het alleen maar om de zeldzaamheid. Want opeens doken ze op bij een digitale ansichtkaartveiling waar op geboden is. En dan volgt de spanning als de enveloppe met de gescoorde foto’s in de brievenbus valt. Oké, het was een kleine rib uit het lijf maar het is het waard. Zoals de bijgevoegde ansichtkaart verstuurd door Thuur Vanderstuyft vanuit het Leipzig van 1909.

Dat Vanderstuyft bijgenaamd d’n IJzeren een kaart met afbeeldingen van himself verstuurd, is opmerkelijk. Enig narcisme kan d’n IJzeren niet ontzegd worden, wat hem vergeven is.  Aardiger is dat de man er een boodschap op had gezet. Een kreet neergepend in hanenpoten met behulp van een kroontjespen gedoopt in een inktpot, en twee dagen voor de Internationaler Fruhlingspreis, een stayerskoers over honderd kilometer op de post is gedaan.  En wie Vanderstuyft is daar heeft Stuyfssportverhalen tot vervelens toe over gepubliceerd. En voor de bezoeker die dat ontgaan is,  nog een keer dan:  

Thuur Vanderstuyft won tientallen grote stayerskoersen, verbrak wereldrecords en was in Vlaanderen ongekend populair. Maar roem is vergankelijk als de liefde van een hoer. Terwijl  de ‘mof’ tussen 1914 en 1918 Vlaanderen én heel België in een ijzeren greep hield, reed Thuur Vanderstuyft zijn koersen in Duitsland: wat hem aan het thuisfront niet in dank afgenomen werd. In 1923 begon d’n IJzeren corrosie te vertonen en was het gedaan met zijn rennersloopbaan. In 1956, op drieënzeventigjarige leeftijd vervoegde  Thuur Vanderstuyft zich bij z’n Schepper.

En voor ik het vergeet: wie de Internationaler Fruhlingspreis won? Juist, d’n IJzeren.

Bron onder meer Sportalbum der Radwelt, Jaargang 1908.

Posted in Niet gecategoriseerd. 1 Comment »

Spreidingswet anno 1914

De vluchtelingenproblematiek met de bijbehorende spreidingswet  die bij  gemeentes alarmfase 1 doen afgaan, en die bij het  zo ‘keurige’ VVD het slechtste in de mens naar boven haalt. Wat dat betreft doet de Amsterdamse IJsclub het beter, maar dan wel in 1914.

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog wordt Nederland overspoeld met Belgische vluchtelingen. Een humanitair huisvestingsprobleem waar voor de Amsterdamse IJsclub in actie komt, die de  talrijke Belgische oorlogsvluchtelingen onderdak geeft in hun elitaire  clubhuis  gelegen aan het Museumplein waar de IJsclub sinds 1890 zijn ijsbaan had.

Dat de Amsterdamse IJsclub,  goed in de slappe was zat, bewijst het prestigieuze clubhuis aan de Van Baerlestraat, recht tegenover het Concertgebouw, dat in 1903 wordt opgeleverd, en in 1950 gesloopt. De ijsbaan zelf wordt midden jaren dertig gesloten en verplaatst naar een terrein achter het Olympisch Stadion.
Het Museumplein waar tijdens vorstperiodes – zoals in de winter van 1890  – 51 dagen én 21 avonden wordt geschaatst. Vooral de schaatsavonden waar de weinige gaslantaarns de strijd aan gaan met de duisternis, wordt de kat stevig geknepen. Want ‘menig Amsterdamse juffer leverde al zwierend een aangenaam schouwspel op’ noteert een journalist in het Algemeen Handelsblad, verlekkerd.
Wat onschuldig is  vergeleken bij  decadente avondfeesten op de schaats waarbij mannen de voorkeur hadden voor ‘den travesti’. ‘Een enorm breed geschouwerde juffrouw bleek geweldig beentje over te rijden’,  noteerde dezelfde journalist. Tot zijn genoegen maakte een Amsterdamse ‘smeris’, al schaatsend, daar een eind aan.
 

Nog even terug naar de ijsbaan waar de elite van Amsterdam zich zwierend en zwaaiend vermaakte, terwijl  het proletariaat op  Kattenburg, Wittenburg, Oostenburg én de Jordaan bezig was om te overleven. In strenge winters legt de haven,  bij uitstek de werkgever, plat en het begrip ‘bijstand’ is onbekend. Sommige geluksvogels kunnen op het Museumplein terecht,  maar niet als schaatser.  De barre winter van 1890 zorgt voor een flinke portie werkgelegenheid.
Op topdagen, als de bourgeoisie aan het zwieren is, is er werk voor 135 man. Baanvegers en ‘schaatsenbinders’ strijken die winter bij elkaar zevenduizend piek aan fooien op.

Nog even wat historisch geneuzel: in de winter van 1891 beleeft een ander wintersport zijn première op het Museumplein: de allereerste ijshockeywedstrijd (zie foto boven) van Nederland vindt plaats. Een bijeengeraapt team van Haarlemse schaatsers neemt het op tegen een Engelse club. Geschaatst wordt op houten doorlopers.

Bron: Gemeente Archief Amsterdam, Gedenkschrift Amsterdamse IJsclub tijdens het vijftig jarig bestaan en uitgegeven in 1914.

Geheimzinnige Jack

Jack Taylor een zwarte man in het spierwitte Den Haag van de jaren dertig die in het Haagse een boksschool uitbaat.  Jack Taylor heeft als bokstrainer een reputatie op te houden.  Als zwaargewicht staat de man  meer dan honderd partijen in de ring met tegenstanders onder meer de legendarische Max Schmeling, van wie hij  in 1925 wint. Dat ook een zekere  Gorilla Jones die ondanks z’n bijnaam van Jack ook een pak rammel krijgt, is ter kennisgeving.

Jack Taylor bijgenaamd de Nebraska Tornado  geboren en getogen in Blacksburg South Carolina, de thuisbasis van de Kluk Klux Klan en waar lynchpartijen op zwarte medeburgers schouderophalend wordt afgedaan. Jack  is één van die vele zwarte vuistvechters die dagelijks met het rauwe racisme te maken krijgt.

Hoogstwaarschijnlijk door wedstrijdcontracten spoelt Jack tijdens de roaring twenties aan in Europa waar hij in de boksring te keer gaat. Iets dat de Amatller Chocolate Compagnie een cacaofabriek in Spanje niet ontgaan is. Om de verkoop te stimuleren voorzag de chocoladefabriek zijn repen met een verzamelplaatje van  een bekende bokser. Bij de tweeëndertig uitverkoren vuistvechters behoort ook de Nebraska Tornado.

Of het plaatje van Jack bij toenmalige verzamelaars hartkloppingen doet veroorzaken is niet bekend, wél dat na het beëindigen van zijn twintigjarige carrière  Jack zich vestigt in Den Haag waar hij  als eerste Surinaamse bokser zijn plekje in de Nederlandse sportgeschiedenis inneemt. Dat laatste is een historische vergissing. 

De geheimzinnige Jack Taylor die de vaderlandse sport- en bokshistorici met zijn nationaliteit op het verkeerde been heeft  gezet, wordt in 1941 door de Duitsers  als Amerikaan geïnterneerd in een krijgsgevangenenkamp StalagVII ergens in Zuid-Beieren, waar hij bij z’n medegevangenen populair is.  In 1945 gaat Jack Taylor terug naar de Verenigde Staten waar hij in de spelonken van de geschiedenis verdwijnt.

Bron: evebrandel.medium.com, Boxrec.

Leeftijdsdiscriminatie

Voor Stuyfssportverhalen was schaatser Atje Keulen-Deelstra één van de weinige sportheldinnen.  En dan niet alleen om haar prestaties. Atje had het lef om de strijd aan te gaan met die machtige onaantastbare fossielen van  toenmalige bobo’s van de KNSB, die haar te oud vonden om haar op te nemen in de kernploeg.

Atje Keulen-Deelstra – moeder van drie kinderen – had de pech dat het  meldpunt tegen ‘Leeftijdsdiscriminatie’  nog uitgevonden moest worden. In  1970 waren sportende meiden hooguit programmavulling. Schaatsende moeders op leeftijd waren niet alleen  hoogst verdacht, maar golden ook nog als ontaarde moeders.
Atje had daar  lak aan, gooide haar Friese kont tegen de krib en flikte het evengoed. Hoe het met haar sportcarrière is verlopen weten nu wel. En voor de onwetende: na haar dertigste jaar werd ze drie keer wereldkampioen, evenzoveel keer de beste van Europa, won Olympische medailles, en vier keer Nederlands kampioen.
Atje, feministe zonder dat te beseffen, was  de wegbereider voor al die hedendaagse rennende, fietsende, schaatsende en andere sportieve moeders die dan ook schatplichtig aan haar zijn. Atje Keulen-Deelstra op oudejaarsdag vijfentachtig jaar geleden geboren, vertrok tien jaar geleden naar de Schaatshemel, waar het Grote Rayonhoofd  altijd garant staat voor prachtig, vers gedweild ijs.

foto: Guus de Jong

error: Inhoud is beschermd!