De Graaf heeft wel wat in huis

graafy1Zaterdag wordt in Alkmaar het schaatsseizoen afgesloten met een vier uur durende koppelkoers. Voor de Amsterdamse Jaike de Graaf was het seizoen lang en zwaar, en ondanks de handicap dat ze sprint als een strijkijzer, wil ze zaterdag nog een keer vlammen. Met haar grote vermogen is ze niet kansloos. En als er nog een schaatsploeg is die een goede knecht kan gebruiken dan is ze beschikbaar.

Ze is toch óók goed? Ze traint toch dagelijks de buizen uit het ijs? Wat doet ze nou verkeerd? Kan iemand dat eens uitleggen? Vragen die direct na de koers bij haar opborrelen als ze weer net naast de prijzen grijpt. Als studente bewegingswetenschap hoeft niemand haar te vertellen hoe ze trainen moet. Innerlijk weet ze wel wat ze te kort komt.
Jaike de Graaf (23) heeft de sprint van een strijkijzer en ontbeert iedere vorm van koersinzicht. Die vermaledijde rotsprint die al twee ronden voor het eind ingezet wordt en waarbij een roedel nietsontziende meiden op de streep af ijlt en zij, als een loneley wolf, zonder steun van een ploeg, kansloos in mee knokt. Ze weet dan niet hoe ze positie moet kiezen, en als ze een leuk plekje veroverd heeft is er altijd wel een concurrente die haar eruit drukt.
Niemand hoeft te beweren dat De Graaf een zweetdief is die over en achter de rug van een ander probeert prijs te rijden. Tijdens de koers doet ze haar werk. Maar daar zit nou net de kneep: demarreren op de verkeerde momenten, concurrenten terug pakken als dat niet nodig is, en als dan dé beslissende slag valt zit de studente net naar adem te happen of heeft ze niet het lef om er naar toe te springen. Een coach, verzucht ze, of anders iemand die haar de fijne kneepjes van het schaatsvak onthult, dat ontbeert haar. Het liefst ziet ze voor zich zelf een rol weggelegd als knecht in een goede ploeg, want nu heeft ze het gevoel doelloos rond te rijden.
En de aanstaande ploegleider krijgt met De Graaf geen kat in de zak want hoe zat het ook al weer, vier weken geleden, bij die helse tweehonderd kilometerrace van de Weissensee?
,,Dat was een heel speciale week voor mij. Op natuurijs kon ik eindelijk laten zien wat ik in huis heb,’’ opent ze. ,,Tijdens die week waren er diverse grote koersen gereden zoals het open Nederlands kampioenschap natuurijs en de laatste dag de alternatieve Elfstedentocht over tweehonderd kilometer. Bij het nationale kampioenschap kon ik goed mee komen en ging de laatste bocht onderuit.’’
De Graaf, blond, rijzig, blozende wangen, oer-Hollands, beweert dat ze op natuurijs beter presteert want dan komt het aan op de elementen en de afstand. En wat voor een gemankeerde sprintster aardig meegenomen is, is het feit dat na tweehonderd kilometer de sprint anders is dan op een kunstijsbaan waar de koers zestig ronden lang is en met vijfendertig minuten bekeken. De Graaf gaat eerst vertellen over haar ultieme momenten op het Oostenrijkse ijs wat ‘s morgens vroeg al begon met het aantrekken van de klapschaatsen.
,,Zo’n grote wedstrijd rijden is toch wel heel speciaal. Dat begon al voor de start met al die journalisten en cameraploegen. We reden gelijk met de mannen mee en dan is het voor de vrouwen zaak om daar zo lang mogelijk bij te zien blijven. Als je gelost wordt sta je moederziel alleen op dat grote meer en dan is het moeilijk om snelheid te maken.’’
Jaike de Graaf wist de grote schaatsmathadoren zestig kilometer te volgen, tot een van die verwoestende tempoversnellingen waarbij de studente eraf vloog. En dan zijn er van die momenten dat het leven voor een geloste topsportster wat dragelijker maken: vlak voor De Graaf losten er nog vijf schaatsers daaronder twee meiden.
,,Gelukkig kon ik aanhaken. We begonnen meteen te rekenen, want er waren al veel meiden er af gereden en voor ons zaten nog zeven dames. We reden dus voor de achtste, negende en tiende plaats. Achter ons zat een grote groep met daarin nog tien meiden. We hebben hard door moeten rijden, kop over kop. Dat is het echte schaatsen,’’ vertelt ze verlekkert. ,,Nee op kunstijs gebeurt dat nooit.’’
Hoe ga je dat aanpakken, vroeg een van de mee rijdende kerels aan De Graaf, refererend aan haar belabberde sprint. Als de aankomende inspanningsfysiologe iets geleerd heeft is het wel dat een sprint na tweehonderd kilometer andere koek is dan op de Jaap Edenbaan. Dan is het: je doet je best en dan doet God wel de rest. En dat laatste is keihard op meet afgaan, waar haar een cadeautje wachtte.
,,Er ging nog een meisje over mij heen maar ik werd toch achtste want Linda Verdouw was uit de kopgroep gestapt. Na afloop was ik opgekikkerd en nog tamelijk fris. De concurrentie zat als een zielig hoopje op een bankje. Dat gaf mij veel moraal en wetenschap dat ik atletisch gezien toch wel wat kan.’’
Het schaatsseizoen was lang, slopend en met een vier uur durende koppelkoers wordt in Alkmaar, zaterdag, het seizoen gesloten. ,,Dat is een leuke koers voor mij, waar ik veel zin in heb. Vier uur is lang en dodelijk en er doen maar weinig damesploegen mee. De ploegen bestaan uit vier rijders en die van ons is best sterk.’’ In kleine onbewaakte momenten wordt De Graaf wel eens besprongen door vervelende vraagjes waarvoor ze het doet. Relativeren is voor een topsporter de dood in de pot, want die moet de oogkleppen ophouden en trainen en nog eens trainen. ,,Dat is maar heel kort hoor. Het schaatsen is voor mij nog steeds een manier van leven.’’

geplaatst: Amsterdams Stadsblad


Geef een reactie

error: Inhoud is beschermd!

Ontdek meer van Stuyfssportverhalen

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder